101
beide gemeenten, het voornemen hadden een centraal-station
op te richten tot opwekking van electriciteitten einde deze
in den vorm van verlichting en van beweegkracht, tegen
vergoedingtot gebruik te verstrekkendat zij aan den
Minister van financiën een adres hadden ingediend, waarvan
een afschrift werd overgelegden waarbij verzocht werd aan
de bepalingen betrekkelijk den verkoop van bouwterreinen in
het nieuwe park te Breda (blokken 27 en 28 der geslechte
vestinggronden) te willen toevoegen, dat de koopers dier
terreinen hunne huizen tot electrische verlichting en electrische
beweegkracht kunnen aansluiten aan het op te richten centraal
station bovengenoemd; dat de wegverlichting in het nieuwe
park behoort aan de gemeente Breda, en het overweging
verdient, of die verlichting aanvankelijk met gas zal plaats
hebben om later door electrisch licht vervangen te worden,
of wel dat terstond electrische geleidingen door de gemeente
zullen worden gelegd; dat ingeval de Raad tot het laatste
besluit, adressanten de gelegenheid bieden aan te sluiten aan
het meergenoemde centraal-station; met verzoek om bericht,
of de gemeente daartoe, tegen nader overeen te komen voor
waarden bereid is.
Besloten werd dit adres om prae-advies te stellen in handen
van burgemeester en wethouders.
Deze kweten zich van de hun opgedragen taak in de raads
zitting van 14 Juli 1894, en gaven als hun gevoelen te kennen
dat de gemeente niet kon ingaan op de strekking van het
adres om de volgende redenen
ten eersteomdat het park nog eerst in aanleg en verre van
voltooid was
ten tweedeomdat het nog niet een punt uwer overweging
had uitgemaakt, of had kunnen uitmaken, bf en zoo ja
wanneer en op welke wijze het nieuwe park kunstmatig zou
verlicht worden;
ten derdeomdat, wanneer de tijd tot kunstmatige verlich
ting van het nieuwe park gekomen en daartoe door U besloten