Ill
vroegere spoor terugleidde en er op wees, dat de beslissing
over het eigendomsrecht enkel tot de bevoegdheid van de
rechterlijke macht behoort.
De heer Reigersman plaatste thans op den voorgrond het
middel van schikkingdoor den heer IngenHousz aan de hand
gedaan.
In die richting geloofde de heer Bloemarts wel dat de zaak
tot oplossing zou zijn te brengenmits dan belanghebbende
genoegen name met eene zoodanige voorwaardelijke vergunning
totdat de kerk haar eigendomsrecht zou bewijzen.
De heer Teychiné ging nader na de bedoeling, welke bestaan
heeft met het besluit tot wijziging der rooilijnin verband
met de omstandigheid dat de kerk aan de zuidzijde van de
Leuvenaarstraat geen pand maar slechts een uitgang heeft, en
zegdedat de quaestie ook in de bouwcommissie besproken
was en toen door hem hetzelfde middel tot oplossing was aan
de hand gedaan als boven bedoeld wordt.
De heer Yan Hal kwam tegen dit middel in verzet. Bij
verlenging van de gang zegde spreker o. a. zou men
die boven willen laten overbouwenmaar in dat geval wordt
de gang niets dan een pijpverstoken van licht. Vervolgens
schetste spreker het doel, waarvoor de gang strekt en deed
hij nader uitkomendat de heer Verspijck de woningen ge
kocht had met het oogmerk om langs het achterpand in en
uit te kunnen gaan, ten slotte bewerende, dat de toestand
gebleven was, gelijk die toen ter tijde bestond.
De heer Reigersman hield staandedat de Boode reeds lang
het recht had gehad te overbouwen en de Raad hem dat recht
niet mocht onthouden.
De heer Sassen meende dat bezwaarlijk aan belanghebbende
het recht om te overbouwen kon worden toegekend, want
zoo betoogde spreker zou de eigenaar van den voorliggen-
den grond zich opdoen om dien te koopendan zou reeds
inbreuk op dien koop hebben plaats gehad. Overigens kon spreker
niet inzien dat het bestaande recht in iets geschonden werd.