Ill vroegere spoor terugleidde en er op wees, dat de beslissing over het eigendomsrecht enkel tot de bevoegdheid van de rechterlijke macht behoort. De heer Reigersman plaatste thans op den voorgrond het middel van schikkingdoor den heer IngenHousz aan de hand gedaan. In die richting geloofde de heer Bloemarts wel dat de zaak tot oplossing zou zijn te brengenmits dan belanghebbende genoegen name met eene zoodanige voorwaardelijke vergunning totdat de kerk haar eigendomsrecht zou bewijzen. De heer Teychiné ging nader na de bedoeling, welke bestaan heeft met het besluit tot wijziging der rooilijnin verband met de omstandigheid dat de kerk aan de zuidzijde van de Leuvenaarstraat geen pand maar slechts een uitgang heeft, en zegdedat de quaestie ook in de bouwcommissie besproken was en toen door hem hetzelfde middel tot oplossing was aan de hand gedaan als boven bedoeld wordt. De heer Yan Hal kwam tegen dit middel in verzet. Bij verlenging van de gang zegde spreker o. a. zou men die boven willen laten overbouwenmaar in dat geval wordt de gang niets dan een pijpverstoken van licht. Vervolgens schetste spreker het doel, waarvoor de gang strekt en deed hij nader uitkomendat de heer Verspijck de woningen ge kocht had met het oogmerk om langs het achterpand in en uit te kunnen gaan, ten slotte bewerende, dat de toestand gebleven was, gelijk die toen ter tijde bestond. De heer Reigersman hield staandedat de Boode reeds lang het recht had gehad te overbouwen en de Raad hem dat recht niet mocht onthouden. De heer Sassen meende dat bezwaarlijk aan belanghebbende het recht om te overbouwen kon worden toegekend, want zoo betoogde spreker zou de eigenaar van den voorliggen- den grond zich opdoen om dien te koopendan zou reeds inbreuk op dien koop hebben plaats gehad. Overigens kon spreker niet inzien dat het bestaande recht in iets geschonden werd.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1894 | | pagina 124