119 »doen tot prijzen, die hun geen wiust overlaten en welke veeltijds de kosten van pacht, belasting, arbeid, vervoer, enz. zelfs niet dekkenwelke omstandigheid op hare beurt ver- «oorzaakt, dat te meer groenland, maar te minder bouwland «in cultuur is, waardoor in gelijke verhouding minder arbeids- krachten noodig en alzoo duizenden arbeiders werkeloos, dus broodelooszijn. «Een paar welsprekende, aan de statistiek ontleende cijfers, «mogen hier hare plaats vinden. In Nederland werden meer in- dan nagevoerd »in 1860 2 580 000 hectoliters graan, en »in 1891 10 973 000 «zoodat de hoeveelheid graan, die hier te lande meer wordt in- dan uitgevoerdvermeerderd is met 8 393 000 hectoliters een cijferdat wij ontzaglijk heetenmaar niet aarzelen treurig en zorgwekkend te noemen; een cijfer, dat te meer «tot nadenken stemt, als men in het laatste landbouwverslag «leest, dat in Nederland ten jare 1891 in cultuur waren slechts 760 000 hectaren bouwland, «tegenover 1 129 000 hectaren groenland. »Want, om de genoemde 8 393 000 hectoliters graan in ons land meer te verbouwenzouden ongeveer 300 000 hec taren land meer in cultuur kunnen worden gebracht voor «graanbouw. En neemt men nu aan, dat voor een hectare «groenland f 10,werkloon per jaar en voor een hectare «bouwland 70,werkloon per jaar wordt uitgegeven, dan «komt men tot een bedrag van niet minder dan achttien millioen gulden, dat bij beschermden, winstgevenden graanbouw meer «aan arbeidsloonen zoude kunnen worden verdiend. Ongere- «kena nog, dat in zulk geval meer paarden en werktuigen «zouden noodig zijn en door het meerdere vertier en verkeer «ook andere bedrijven zouden winnen en de algemeene wel- vaart zoude herleven. «Verders moge er op gewezen worden, dat in andere rij ken, «waar de landbouw één der hoofdbronnen van bestaan vormt,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1894 | | pagina 132