126
aanhankelijkheid aan het Huis van Oranje, en hadden hem
in de meest vleiende bewoordingen daarvoor dank gebracht,
alsook voor de geheerscht hebbende goede orde, met de opdracht
dien dank over te brengen aan de geheele Bredasche bevolking
aan welke opdracht de voorzitter verklaarde voldaan te hebben
door bereids eene bekendmaking ter puie van het gemeentehuis te
doen aanplakken en de redactiën der plaatselijke nieuwsbladen te
verzoeken daaraan verdere algemeene openbaarheid te geven.
Voorts verklaarde de voorzitter deze gelegenheid te baat te
nemen openlijk hulde en dank te brengen aan den gemeenteraad
en speciaal aan de heeren raadsleden Mr. P. Bloemarts,
J. A. J. W. van Hal, Mr. W. IngenHousz, J. Lijdsmau,
Mr. Th. Mathon en A. P. Scheltusdie de commissie van
bijstand hadden uitgemaakt, voor al de zorgen en moeiten,
die zij zich in het belang van eene waardige ontvangst en
van het volkomen welslagen van den dag, die voor Breda
een schoone feestdag waszich getroost haddenalsmede aan
de heeren G. Lamers, gemeente-architect, P. W. Paijens,
directeur der gasfabriek en waterleiding, H. C. Waals, opzichter
der gemeentebeplantingenen J. J. Hartedirecteur der am
bachtsschoolvoor den ijver, de toewijding en de kennis,
die zij hadden aan den dag gelegdom de prachtige uitkomst
te verkrijgen, waarop met zooveel genoegen werd teruggezien.
Ten slotte deelde de voorzitter mede, dat van wege Hare
Majesteiten was overgemaakt een bedrag van acht honderd
gulden ten behoeve van de algemeene armen dezer gemeente.
In de raadszitting van 17 November 1894 bleekdat de kosten,
rechtstreeks door de gemeente gemaakt, bedroegen ƒ9000.
Bij besluit, in diezelfde zitting genomen, werden de middelen
tot dekking dezer buitengewone uitgave, waartoe te voren een
onbepaald crediet voor burgemeester en wethouders en de
betrokken raadscommissiën geopend wasaangewezenwelk
besluit werd goedgekeurd door de Gedeputeerde Staten van
Noord-Brabant, bij hunne beschikking van deD 14den December
1894, G, N°. 34, 2de afd., 3de bureau.