Nationale militie en schutterij.
211.
HOOFDSTUK VII.
A. Nationale militie.
De loting had den 9den en 10den October 1894 plaats en liep
geregeld af.
Het aandeel der gemeente in de lichting van 1894 heeft
bedragen 43 manschappen.
Dit aandeel is berekend naar het aantal lotelingen (211),
na aftrek van 36 vrijwilligers, die vóór de inschrijving in
dienst waren.
Van de 211 lotelingen zijn vrijgesteld, als:
Door ziekten of gebreken ongeschikt voor den dienst
bevonden7.
Bij reclame door Gedeputeerde Staten afgekeurd. 4.
Na de indeeling afgekeurd3.
Vrijgesteld wegens broederdienst43.
als te zijn eenige wettige zoon 15.
In dienst bij de zeemacht4.
j> bij het leger hier te lande19.
in koloniën5.
als cadet aan de Koninklijke Militaire Academie 8.
Tot den dienst aangewezen101.
Niet tot den dienst toegelaten of daarvan uitgesloten
(art. 562 en 3 der militiewet)2.
Één persoon had verzuimd zich te doen inschrijvenwaarvan
proces-verbaal werd opgemaakt (art. 18 militiewet). Bij het
verschijnen voor Gedeputeerde Staten werd hemna overleg
ging van de vereischte stukken, vrijstelling van den dienst
verleend wegens broederdienst.