42
Het vraagstuk haakte in de belangen van den handel, en dit
gaf aanleiding, dat burgemeester en wethouders het advies
vroegen van de Kamer van Koophaudel en Fabrieken alhier,
bepaaldelijk omtrent de drie volgende vragen
1°. Bestaat er van handelswege bezwaar tot verplaatsing
van den marktdag, die op Goeden Vrijdag valt?
2°. Welke dag is, bij verplaatsing, de gewenschte: de dag
vóór of de dag na den Goeden Vrijdag?
3°. Hoe denkt de Kamer er over, om in de Goede Week
slechts één marktdag te houden te weten op Dinsdag
Nadat het beredeneerd antwoord op die vragen was ingekomen,
formuleerden burgemeester en wethouders, zich meer plaatsende
op wettelijk standpunt, hun prae-advies aan den gemeenteraad
en deden aan ieder raadslid een afdruk daarvan toekomen
met een afdruk van het voorbedoeld antwoord van de Kamer
van Koophandel en Fabrieken alhier.
Deze stukken werden aan de orde gesteld in de zitting van
10 Maart 1891. De heer Reigersman nam alstoen het woord
en zegde, dat hoewel velen zouden wenschen, dat de Goede
Vrijdag, als een grooten en ernstigen gedenkdag, voor het
vervolg als Zondag gevierd en als rustdag aangenomen werd
hij echter, na kennis te hebben genomen van het prae-advies
geloofde, dat de markt op dien dag wel zou blijven voortbestaan.
Dit aannemende, wenschte spreker voor te stellen, niet te
stemmen over het adres, maar het hoofd der politie te ver
zoeken om maatregelen te nemendie de stilte op den meer-
genoemden dag rond het kerkgebouw der Hervormde gemeente
tusschen tien tot half twaalf uur des voormiddags waarborgen
opdat, bij de beschikking op het adres, de geruststellende
mededeeling zou kunnen gevoegd wordendat de rust in het
kerkgebouw niet van buiten af zal verstoord worden.
De heer Scheltus verklaarde geheel in te stemmen met het
gevoelen van den heer Reigersmanmet wien naar spreker
er bijvoegde daaromtrent overleg had gehouden.
De voorzitter gaf zijnerzijds aan beide sprekers de verzekering