43 dat door hem zou worden medegewerkt, om, zooveel mogelijk, aan hun verlangen te gemoet te komen. Vervolgens stelde de voorzitter voor, een afdruk van het voorbedoelde prae-advies aan den Kerkeraad te doen toekomen, waartoe besloten werd. j 13 Januari 1894. van gL 'ciTwa- ^etl ter tafel gebracht adres van een eigenaar van even i de buiten de gemeente gelegen woningenstrekkende om ten be hoeve van die woningen gas te verkrijgen uit de gasfabriek te Breda, gaf al dadelijk tot eenig verschil van zienswijze aanleiding. De heer van Aken betoogde, dat aan de gasfabriek vroeger zulk eene groote uitbreiding was gegeven juist met het doel om gas te kunnen leveren aan de bewoners van Ginneken en Prinsenhageen gaf voorts als zijne zienswijze te kennen dat het leveren van gas buiten de gemeente, voordeelig zou zijn voor Breda. De voorzitter daarentegen meende, dat evenmin het betoog als de verdere zienswijze van den heer van Aken zoo voet stoots konden worden aangenomenen wees op de verschillende vraagpuntendie alsnog moesten getoetst worden aan hetgeen het meest in het belang zou zijn van de gemeente. Na eenige verdere gedachten wisseling, werd besloten, het adres te stellen in handen van de commissie van beheer der gasfabriek, met verzoek om onder terugzending daarop te willen dienen van bericht en raad. Reeds in de eerstvolgende zitting, die van 17 Februari 1894, werd het antwoord van voormelde commissie overgelegd Analoog met het quaestieuze punt was de vraag, of ook al dan niet water uit de gemeente-waterleiding aan niet-ingezetenen zou geleverd worden. Dit had de commissie juist ingezien, en haar advies, vastgesteld in overleg met de waterleidiugs-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1894 | | pagina 56