50
1 7 Februari 1894.
Zaak rakende Reeds in ons verslag van het voorgaande jaar (blz. 115)
gerschooi?'"r werd van de ter zijde genoemde zaak melding gemaakt en
deze was toen niet verder gevorderd dan dat de stukken om
advies waren gesteld in handen van de commissie van toezicht
op het middelbaar onderwijs alhier.
Deze commissie deed den Raad haar advies geworden in zijne
zitting van 17 Februari 1894, toen echter besloten werd de
stukken bij de leden in circulatie te stellen.
In de vergadering van 14 April 1894 (zie de notulen dier zitting)
kwam het onderwerp aan de orde. In een vijftal punten
ontwikkelde de heer Scheltus breedvoerig zijne bedenkingen
tegen het advies, dat, naar spreker verklaarde, teleurstelling
gewekt haddaarbij ter zijde gestaan door de heeren Rombouts
en Reigersman die o. a. de eischen van het toelatingsexamen aan
ernstige critiek onderwierpen. Dit laatste gaf den voorzitter
aanleiding de meening te doen kennendat de commissie ten
aanzien van de stel- en meetkunde bij het toelatingsexamen
slechts in schijn ongelijk had, omdat de meeste leerlingen
komen van de eerste openbare school en de school van het
departement Breda der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen
alwaar ze reeds stel- en meetkunde geleerd hebbenzoodat
bij het toelatingsexamen de leerlingen getoetst wordenhoever
hunne kennis in die vakken zich uitstrekt.
Betoonden ook de heeren Vreede en Teychiné weinig inge
nomenheid met den toestand aan de hoogere burgerschool
de heer van Hal daarentegen kon zijne verbazing niet onder
drukken, dat een ingekomen schrijven aanleiding gaf, zooveel
nadeelen over die school op te sommen, en vroeg, waarom
al die nadeelen, die toch reeds vroeger zullen bekend geweest
zijnniet bij de begrootingsdiscussiën waren in het licht gesteld.
Nadat als antwoord daarop de heer Scheltus er op gewezen
had, dat thans bepaalde grieven in een adres waren neergelegd,
stelde de voorzitter zich bereid de wenscheu en bezwaren aan