68 door den voorzitter, tevens voorzitter ven de commissie van redactie der strafverordeningengedaan verzoekomvoor het geval amendementen of voorstellen zouden te doen zijndeze schriftelijk aan de voormelde commissie in te dienenen thans werd daarover in de zitting bovengenoemd door de meerge noemde commissie rapport uitgebracht. Rapporteur was de heer Mr. P. Bloemarts. Wegens de uitgebreidheid van bedoeld rapport werd besloten het ter visie te leggen voor de leden. De zaak, welke te recht eene gewichtige en omvangrijke mag genoemd worden, kwam in behandeling in de zitting van 21 April 1894. Er was echter geen sprake van, dat het werk kon worden ten einde gebracht, en zoo werd de behan deling voortgezet in de zittingen van 24 en 27 April 1894, toen men wel een goed deel gevorderd, doch nog niet aan het einde gekomen was Verschillende artikelen waren ter nadere overweging aangehouden en nieuwe amendementen waren in te dienen, waarover de commissie in een nader uitvoerig rapport haar gevoelen deed kennen. Aan de hand van dat rapport kwam het onderwerp opnieuw in behandeling in de zitting van 2 Juni 1894, waarna de verordening in de zitting van 16 Juni 1894, bij hoofdelijke stemming, met algemeene stemmen werd vastgesteld. Bij monde van den heer Heijlaerts ontving de commissie reeds in de zitting van 2 Juni 1894 den dank van den gemeenteraad voor de uitstekende wijze, waarop zij zich van hare moeielijke en omvangrijke taak gekweten had. 12 Mei 1894. Het aanbren- Met betrekking tot het ter zijde genoemd onderwerp kwam onpjzeririgs- in uwe vergadering van den 12den Mei 1894 het volgend ^"pris^d'eauSchrpven in van de commissie voor de waterleiding alhier: der gemeente waterleiding. Reeds in uwe vergadering van den 7den Februari 1894 maakte sliet een onderwerp uwer beraadslagingen uit, om aan de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1894 | | pagina 81