Art. 9.
Art. 10.
Art. 11.
Art. 12.
78
HOOFDSTUK II.
Van het blusschen van brand.
De gemeente wordt, met liet oog op de werking der brand
weer, verdeeld in vier of meer brandkringenwaarvan de
grenzen door burgemeester en wethoudersin overleg met
bet college van brandmeesters, worden vastgesteld.
Het materieel van elk dier kringen zal bestaan uit minstens:
1°. een stel brandspuiten met minstens 150 meter slangen;
2°. een grooten slangenwagen met minstens 100 meter slangen;
3°. een kleinen slangenwagen met minstens 90 meter slangen;
Yoorts zullen in elke bewaarplaats voorbanden zijn de
noodige kleinere gereedschappen, volgens inventaris, in elk
dier bewaarplaatsen aanwezig.
Behalve het reeds genoemde materieel zal er aanwezig zijn
een wagenvoorzien van de noodige reddingstoestellen.
Met een volledig telefoontoestel zijn aangesloten
1°. de brandmeesters
2°. de onderbrandmeesters, die bet dichtst bij de bewaarplaats
van bet brandmaterieel wonen;
3°. de onderbrandmeester van den reddiugswagen.
Door alarmschellen zijn verder verbonden
a. in eiken kring vijf brandgastendie belast zijn met bet
wekken van bet overige brandweerpersoneel;