Art. 13. Art. 14. Art. 15. 79 b. drie brandgastenbehoorende bij den reddingswagen. Behalve bovengenoemde personen zijn telefonisch verbonden: 1°. de burgemeester; 2°. de opperbrandmeester; 8°. de adjunct-opperbrandmeester 4°. de brandmeesterbelast met het materieel der waterleiding; 5°. de gemeente-architect 6°. de directeur der waterleiding; 7°. de directeur der gasfabriek; 8°. het bureau van politie; 9°. de commandant der koninklijke maréchaussêe 10°. de kazerne der koninklijke maréchaussêe. In de gemeente zal op verschillende plaatsen gelegenheid bestaan tot het melden van brandwelke plaatsen door een merkbaar teeken worden aangeduid. Bij het uitbreken van brand kan een-ieder, door onmid dellijke gebruikmaking der in de vorige zinsnede genoemde brandseinen, kennisgeven aan het bureau der telefoon. Het is aan ieder, die niet tot de brandweer behoort, ver boden de bewaarplaatsen der spuiten te openende spuiten te voorschijn te halen of met de bediening daarvan zich in te latenanders dan op last van den opperbrandmeesterdiens adjunct, de brandmeesters of onderbrandmeesters. De toegang tot het afgezette terrein bij brand is aan een-ieder verbodenbehoudens aan diegenendie van een door burge meester en wethouders verstrekt insigne voorzien zijn.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1894 | | pagina 92