77
op, dewijl omtrent de strekking van liet adres werd overge
gaan tot de orde van den dag, rnet bepaling, dat, overeenkom
stig requestrant's verlangen, de vroeger overgelegde bijlagen
aan hem zouden worden teruggezonden.
In de zitting van 6 Juli '1895 kwam een schrijven ter tafel
van den heer directeur der hoogere burgerschool alhier, gelei
dende den catalogus van de bibliotheek der hoogere burger
school, alsmede de catalogussen van het physisch kabinet, van
het scheikundig laboratorium en van de verzameling voor na
tuurlijke historie.
Besloten werd een en ander in het archief te deponeeren.
(Verg. het behandelde nopens dit punt in de zitting van 27
November 1894, raadsnotulen 1894, blz. 446447.)
Aan het belangrijke vraagstuk ten aanzien der hoogere bur
gerschool, in verband met den toestand der gemeente-financiën,
bleef steeds de meeste aandacht gewijd worden. Daaruit sproot
voort, dat wij de eer hadden U in uwe zitting van 1.7 Augustus
1895, ter vaststelling, aan te bieden een adres aan Hare Majes
teit de Koningin-Weduwe, Regentes van het Koninkrijk, ter
bekoming van hooyere subsidie ten behoeve van de hoogere
burgerschool.
Besloten werd tot de inzending van het voorbedoeld adres,
terwijl mede werd goedgevonden eene commissie te benoemen
ter aanbieding en ondersteuning van dat adres bij den betrok
ken minister. Op voorstel van den heer mi'. Bloemarts werd
vervolgens besloten, dat die commissie zou bestaan uit burge
meester en wethouders, die de hun opgelegde taak aanvaardden.
Burgemeester en wethouders, de zaak bespoedigende, vroegen
onmiddellijk gehoor bij den minister, dat hun werd toegestaan
op Dinsdag 27 Augustus 1895, des namiddags te twee uur.
De commissie, welwillend ontvangen, deed U kort daarna
(3 September) den uitslag harer zending kennen.