78 XV. Aan- In uwe zitting van 2 April 1895 kwam ter tafel eene missive Vp"Sjan het van regenten van het gesticht voor Roomsch-Katholieke oude toezicht op vrouwen te Breda, waarbij, ter voldoening aan art. 16 van het ll6t reglement, werd aangeboden de rekening over 1894 met bijlagen. 2 April 1895 en voltjg. Roomsch- Die rekening werd alstoen tot onderzoek gesteld in handen Katholieke eener commissie, bestaande uit de heeren mr. A. Reigersman, oude yi'ou- wen te Breda. J. A. J. W. van Hal en mr. Tu. Matiiox, onder bijvoeging- door .burgemeester en wethouders van het ontvangen extract uit het testament. Bedoelde commissie adviseerde in de zitting van 20 April 1895 tot goedkeuring dier rekening, met welk advies de raad zich vereenigde. Aan het einde dierzelfde zitting echter kwam de heer mr. van Dam op de zaak terug. Door spreker werd betwijfeld, ol er wel een raadsbesluit bestond, waarbij do gemeente den last haar opgelegd aanvaard had, zoodat z. i. eerst een besluit diende genomen te worden, of de rekening aan de goedkeuring van den raad zal onderworpen worden. Na eenige beraadslaging, waaraan met den heer Van Dam en den voorzitter deelnamen de heeren mrs. Reigersman en Bloemarts, werd besloten de quaestie aan te houden tot de volgende vergadering en inmiddels, ten gevolge van de inge brachte bedenking, de uitvoering van het besluit tot goedkeu ring der rekening op te schorten. De zaak kwam opnieuw aan de orde in uwe zitting van 11 Mei 1895. Tot toelichting werd gelezen de volgende nota van burgemeester en wethouders »Aan burgemeester en wethouders zijn, ter voldoening aan »art. 7 dei- armenwet, bij brief van den 16'lcn October 1894 inge- «zonden de statuten van het gesticht voor Roomsch-Katholieke »oude vrouwen te Breda, waarvan, op verzoek, de ontvangst »is bericht bij brief van den 18llcn October 1894, n". 787. «Daarna is door het gesticht aan den raad der gemeente y>Breda bij brief van 26 Februari 1895, n°. 10, ingezonden de «rekening over 1894, waarbij burgemeester en wethouders

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1895 | | pagina 101