94 •i Mathon de vrees geuit, dat zich nog verschillende weduwen van ambtenaren zouden aanmelden, om in het genot als daarbij bedoeld gesteld te worden, doch daarin, meende de heer Van Dam, kon worden voorzien, als de raad besliste, dat het te nemen besluit, bij uitsluiting van alle vorige gevallen, enkel op het gestelde geval toepasselijk zou zijn. Die meening werd door den raad gedeeld, waarop het voor stel van burgemeester en wethouders, in voorschreven zin ge wijzigd, werd aangenomen, en in verband daarmede eene wij ziging der gemeente-begrooting dienst 1895 tot een bedrag van f 80,54 werd goedgekeurd. 0 Juli 1895 en volgg. oo Aanvrage ^an een ingezetene dezer gemeente kwam in de vergadering tot bijbestel- van 0 Juli 1895 een adres ter tafel, waarbij hij verzocht, aan- ting van <te geZien de bestrating van eene hem toebehoorende gang, gelegen eene partfcu-op den Haagdijk naast het perceel gemerkt B, n°. 340, meermalen liere gang. was beschadigd door den wagen der gemeentereiniging, bestemd tot het ledigen van beerputten, die gang in haren vorigen staat te willen doen herstellen en verder zulke maatregelen te nemen, dat aan zijn eigendom geen schade meer zou worden toegebracht. Na korte beraadslaging, waaraan deelnamen de heeren Lijdsman, IngenIIousz en de voorzitter, werd besloten het adres ter fine van onderzoek en prae-advies te verzenden aan burgemeester en wethouders. Bedoeld advies werd U aangeboden in de zitting van 3 Au gustus 1895, onder overlegging van een beredeneerd rapport van den directeur der gemeente-reiniging, die aan het slot tot de conclusie kwam, dat er geen termen waren aan het verzoek gevolg te geven, waarmede burgemeester en wethouders zich vereenigden. Na het openen der beraadslagingen, betoogde de beer Van Dam de wenschelijkheid tot het instellen van een hernieuwd' onderzoek, waarmede de heer Van Aken in zooverre kon

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1895 | | pagina 117