95 meegaan, dat daardoor niet vooraf op eenigerlei wijze zou beslist zijn, dat werkelijk schade was toegebracht. De heer Bj.oemarts ondersteunde het voorstel van den heer Van Dam, het evenwel betreurende, dat adressant niet vroeger zijne bezwaren had ingebracht. De heer Reigersman betoonde zich met het oog op de geringe kosten niet ongenegen aan het verzoek van adressant te gemoet te komen, terwijl de heer Lijdsman den middenweg zou willen bewandelen, doch de heer Matiion was van meening, dat, dewijl uit het rapport niet bleek dat schade was toegebracht, de gemeente niet mocht treden in het verzoek van adressant. Herhaaldelijk voerde de voorzitter het woord en wees er o. m. op, dat de schuld lag aan de slechte bestrating van de gang zelve. Voorts wenschte de voorzitter het voorstel van burgemeester en wethouders, om afwijzend op het verzoek van adressant te beschikken, in stemming te brengen, doch de verdere beraad slagingen leidden er toe dat het voorstel van den heer Van Dam, tot het doen van een hernieuivd onderzoek, aan stemming- onderworpen werd, waarvan de uitslag was dat dit met 9 tegen 8 stemmen werd aangenomen. Burgemeester en wethouders bepaalden zich toen niet enkel tot het opdragen van een onderzoek aan den gemeente-architect, den directeur der waterleiding en nogmaals aan den directeur o O der gemeente-reiniging, maar ook persoonlijk werd door hen ter plaatse een onderzoek ingesteld. Van den uitslag daarvan werd U mededeeling gedaan in uwe zitting van den 3<len September 1895, onder overlegging van een collectief door de drie genoemde ambtenaren opgemaakt rapport, waarin zeer omstandig de zaak werd blootgelegd en ten slotte als hun gevoelen werd uitgesproken, dat van vergoeding van schade geen sprake kon zijn. En dit was, naar zij mededeelden, ook het gevoelen van burgemeester en wethouders, die hunne bevinding ter plaatse mede in geschrifte deden kennen en betoogden, dat h. i. de schuld enkel gelegen was in het materiaal zelf der bestrating, onder opmerking, dat in elk geval de gang

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1895 | | pagina 118