'17 Augustus 1895.
Bouwen wijzigd bij besluit van den 22sten December 1883
bereden was met toestemming van den eigenaar, die zich daardoor
voor eventueele schade had aansprakelijk gesteld.
»Men verlieze niet uit het oog" zoo schreven verder burge-
»meester en wethouders »dat niet het quantum der kosten het
«vraagstuk beheerscht, maar het ten deze een gevaarlijk beginsel
«geldt.
«Zou toch de gemeente erop ingaan, dat op particuliere erven
«herstellingen, zij het ook geringe herstellingen, worden gedaan
«van beweerde maar niet bewezen schade, dan zijn de gevolgen
«niet te overzien.
«Niets liever zouden wij doen dan adviseeren de onbeduidende
«schade voor rekening der gemeente te nemen, als er billijke
«overtuiging bestond dat werkelijk schade berokkend was,
«maar nu wij ons van het tegendeel moeten overtuigd houden
«en alle bewijs ontbreekt, dat de klacht rechtmatig is, moeten
«wij volharden bij ons eerste advies, om afwijzend op het
«adres te beschikken".
Dienovereenkomstig werd alstoen zonder beraadslaging en
zonder hoofdelijke stemming besloten.
De zaak was echter hiermede niet ten einde. In uwe zitting
van den 12dcn October 1895 kwam een nader adres in van den
belanghebbende, die verzocht eene andere commissie tot onder
zoek te benoemen, bestaande uit personen, geheel onafhankelijk
van het dagelij ksch bestuur, doch, na een kort woord van den
heer Lijdsman, ten gunste van het adres, werd besloten ten
aanzien van bedoeld adres over te gaan tot de orde van den dag.
XXVII. Wij
ziging van In bovengenoemde zitting kwam een voorstel ter tafel van
art. 4 der ver-cle commissie van beheer der gemeente-reiniging, tot hetwiizi-
ordening, re- i
gelende de gen, volgenderwijs, van art. 4 der verordening, regelende den
vin^het^er ranSi bet getal en de bezoldiging van de ambtenaren en be-
soneel der ge-dienden, belast met de gemeente-reiniging en de verzameling
meente-rei- van faecale stoffen, vastgesteld den 3Jen November 1877 en ge-
nigmg.
