97 ner woning Df jciarlijksche bezoldiging der in art. I genoemde ambtend- )or den di- 7 7 cteiiT aan ClCtC/t mestvaalt, a. van den directeur f 800, benevens 4van de zuivere op brengst der exploitatie 2 cent van elke stère (ibp) straat- en huisvuil-, 2 cent van elke stère 10 hectoliterfaecaliën, die in het dienstjaar verzameld worden vrije woning, of bij gemis daarvan, eene schadeloosstelling van f 200 's jaars - b. van lederen opzichter f 600-, c. van den meesterknecht f 050, benevens vrije woning bij de mestvaalt enz. Bedoeld voorstel ging vergezeld van eene beredeneerde me morie van toelichting, aan het slot waarvan werd in overwe ging gegeven de voorgestelde regeling te rekenen te zijn inge gaan voor den directeur en den meesterknecht op i Januari 1895 en voor den opzichter op 1 Juli 1805. De zaak kwam onmiddellijk in bespreking. De heer mr. IngenHousz verklaarde de verwachting gekoes terd te hebben, dat de commissie eene geheel nieuwe regeling O O van de jaarwedden zou hebben voorgesteld, waarbij de veran derlijke belooning zou zijn losgelaten. Van dit standpunt be toogde spreker breedvoerig de wenschelijkheid, dat aan den directeur een vast salaris zou toegekend worden. De voorzitter stelde de voordeelen in het licht, welke, bij de exploitatie der zaak, verbonden zijn aan het geven van een prikkel tot zuinig beheer, zonder de eerlijkheid of vlijt van den betrokken directeur op eenigerleiwijze in twijfel te trekken. De heer mr. IngenHousz evenwel handhaafde zijne meening. De heer mr. van Dam ontvouwde zijne bedenkingen tegen het bouwen eener woning voor den directeur nabij de mest vaalt. Het wonen aldaar van den directeur achtte spreker o.a. een groot ongerief voor het publiek. De voorzitter daarentegen was van meening, dat het in het 7

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1895 | | pagina 120