105 ling, die wij echter met het oog op de beschikbare plaatsruimte, slechts in substantie kunnen weergeven. De heer mr. Reigersman stelde, onder breedvoerige toelich ting, voor, dat de raad het volgend besluit zou nemen y>Aan de thans in dienst zijnde politie-agenten wordt als deel Dhunner bezoldiging vrije geneeskundige hulp voor hen en hunne gezinnen verleend. Geneesmiddelen worden aan hen uil de y>stads-apotheek niet afgeleverddan op voorschrift van een der y>stads-genees- of heelkundigencloor burgemeester en wethouders y>belast met de geneeskundige behandeling der polilie-agenten en ))hunne gezinnen". Dit voorstel werd bestreden door den heer mr. Bloemarts, die in overweging gaf, afwijzend op liet adres te beschikken, doch tevens te besluiten, dat bij de behandeling der begrooting voor "1890 de belangen der agenten van politie zouden worden in liet oog gehouden, in verband met het door spreker medege deelde, dat in deze gemeente twee soliede instellingen bestonden, waarbij een ieder, dus ook de agenten, zich tegen eene geringe wekelijksche bijdrage konden verzekeren tot, het erlangen van gratis geneeskundige hulp en geneesmiddelen, en de daaraan door hem vastgeknoopte beschouwing, dat eene kleine verhoo ging van traktement, b.v. van 10, de meest rationeele weg zou zijn om liet, vraagstuk op te lossen. Na verdere beraadslaging, waaraan, behalve de heeren mrs. Reigersman en Bloemarts, deelnamen de heeren Rombouts, Yan Hal, Teychiné en de voorzitter, werd het voorstel van den heer Reigersman in stemming gebracht, met dien verstande dat, zou het worden aangenomen, de bestaande toestand bleef voortduren, terwijl in het tegenovergesteld geval een voorstel tot traktementsverhooging bij de behandeling der begrooting voor 4890 een punt van overweging kon uitmaken. Het voorstel van den heer Reigersman werd met 40 tes;en 6 stemmen verworpen. In verband met het vorenstaande, kwam het onderwerp weer aan de orde bij de behandeling der gemeente-begrooting, dienst 4896,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1895 | | pagina 128