ill
23 November 1895.
xxxvin. in bovengenoemde vergadering kwam een adres in van den
vang" heer C. F. Loder, in hoedanigheid van directeur der Zuider-
;ramsporen stoomtramweg-maatschappij, gevestigd te Brecla, vergunning
ler-Stoom- verzoekende tot het aatdeggen van tramsporen in verbinding
■amweg-Mij. met de lijnen van de Zuid-Nederlandsche stoomtramweg-maat-
iet de lijnen schappij en het doen uitvoeren van eenige daarmede in verband
n" Staande werken, een en ander breedvoeriger in het adres
cke stoom-omschreven en overeenkomstig een bij dat adres gevoegd
•amweg-Mü. situatieplan.
Op voorstel des voorzitters, werd dit adres aan burgemeester
en wethouders verzonden om prae-advies.
Bedoeld advies werd overgelegd in uwe zitting van den 21s,or'
December 1895.
De heer Bloemarts betoogde omstandig de noodzakelijkheid,
om, bij liet verleenen der vergunning, niet enkel met het belang
der maatschappij, maar ook met de veiligheid voor het publiek
rekening te houden. Spreker had daarbij het oog op de tijd
stippen, dat het stationsemplacement zal mogen bereden worden
en wenschte de daaromtrent in het advies gestelde voorwaarde
zóódanig te zien gewijzigd, dat het bereiden van de verbindingslijn
enkel zal mogen geschieden op de uren, die door burgemeester
en wethouders zullen worden vastgesteld.
De voorzitter, het onderwerp besprekende, was van oordeel,
dat eene bepaling in den geest als door den heer Bloemarts
beoogd werd, bij burgemeester en wethouders geen bedenking
zou ontmoeten en stelde mede het nut in het licht, ten einde
de veiligheid van het publiek nog meer te waarborgen, om
steeds een man aan de locomotief te doen voorafgaan.
De vergadering, zich met het vorenstaande vereenigende,
verleende daarop de gevraagde vergunning bij het volgend
besluit
»De raad der gemeente Breda heeft besloten aan Ciiristiaan
»Frederik Loder, in zijne hoedanigheid van directeur der
»Zuider stoomtramweg-maatschappij, gevestigd te Bredatot