m «wederopzegging, doch hoogstens tijdens den duur der concessie »van de Zuider stoomtramweg-maatschappij vergunning te «verleenen a. »tot aanleg van een tramspoor op het Stationsplein, ver slandende het tramspoor van den Zuid-Nederlandsehen «stoomtramweg met het tramspoor van den Zuider stoom- «tramweg, aanvangende op 10,25 meter ten westen van «het midden van het stationsgebouw van den staatsspoorweg «en eindigende op 17 meter oostelijk uit het midden van «dat gebouw; b. «tot aanleg van"een tweede toegangsspoor naar het empla- «cement van den staatsspoorweg in noord-oostelijke richting, «uitgaande uit het bestaande hoofdspoor van den Zuider «stoomtramweg op 130 meter uit het midden van het «stationsgebouw van den staatsspoorweg; c. «tot het rooien van twee iepeboomen op den stationsweg «ten behoeve van den toegang sub b genoemd d. «om tot het plaatsen van het toegangshek sub b naar het «stationsemplacement en het bestaande toegangshek, beide «ten oosten van het stationsgebouw van den staatsspoorweg, «met een driehoekig stukje voor elk op den Stationsweg te «springen «Een en ander onder de volgende voorwaarden 1°. «Het tramspoor sub a mag niet anders worden bereden «dan met treinen van de Zuid-Nederlandsche stoomtram- «weg-maatschappij, uitsluitend ten behoeve van het lossen «en laden van goederen op het stationsemplacement van «den staatsspoorweg en mogen wagens noch locomotieven «op het tramspoor stil blijven staan. «Dit berijden mag niet plaats hebben, dan op de uren «daartoe door burgemeester en wethouders aangewezen en «met inachtneming van de daarbij door hen te geven «voorschriften. 2". «De stationneerende treinen, zoowel van de Zuider stoom- «tramweg-maatschappij als van de Zuid-Nederlandsche

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1895 | | pagina 135