113 8 «stoomtramweg-maatschappij, moeten 32 meter uit het «midden van het stationsgebouw van den staatsspoorweg «verwijderd blijven. 3°. Voor de te rooien twee stuks iepeboomen moet, vóór «dat daarmede wordt aangevangen, ten kantore en tegen «kwitantie van den gemeente-ontvanger te Breda, worden «betaald eene som van vijf en dertig gulden. 4\ «De toegangshekken naar het emplacement van den «staatsspoorweg mogen niet meer dan 1,50 meter breedte «op den Stationsweg uitspringen. 5°. «De voor het leggen der tramsporen op te breken be- «stratingen moeten deugdelijk worden bijgewerkt en mogen «voor rails niets anders dan groef- of vignola-rails met «contrarails gebezigd worden. 6°. «De werken moeten worden uitgevoerd en onderhouden «onder toezicht van burgemeester en wethouders, of den «daarmede vanwege de gemeente te belasten ambtenaar". XXIX. Uit. gliding der iclitkla ssige tusfchen- fooi aan de pschstraat net vier &ssen. 7 December 1895. Het punt ter zijde genoemd maakte een uitvoerig toegelicht voorstel uit in de gemeente-begrooting voor den dienst van 1896. De vraag, welke het daarbij gold, waszal eene nieuwe tus- schenschool voor 300 leerlingen gebouwd worden, of zal ter voorziening in de meerdere behoefte aan onderwijs, de bestaande achtklassige tusschenschool aan de Boschstraat verbouwd wor den tot eene school met 12 klassen, waardoor 200 leerlingen meer zullen kunnen geplaatst worden Burgemeester en wethouders, deze vraag beschouwende bij het licht der U medegedeelde omstandigheden, gaven de voor keur aan verbouwingen vandaar hun bovenbedoeld voorstel. Dit voorstel ondervond in de atdeelingen tot onderzoek der begrooting niet algemeen een gunstig onthaal, zooals bleek uit het ingediend centraal-rapport dier afdeelingen. Na beant-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1895 | | pagina 136