129 s-Hertogenbosch, 9 Mei 1895". «Gelet op de ingewonnen berichten »Mede gelet op de bepaling van art. 25a der wet varl »26 Mei 1870 Staatsblad n°. 82) «Overwegende dat voormelde perceelen behooren tot en »in gebruik zijn bij de exploitatie der Bredasche waterleiding »dat deze inrichting niet uitsluitend dient om te voorzien »in eene behoefte van den publieken dienst der gemeente Breda, vermits in de inrichting, behalve het trekken van «water, benoodigd voor den publieken dienst, ook water «wordt geleverd ten behoeve van particulieren voor bijzonder «gebruik «dat voor die levering door of namens de gemeente «betaling wordt gevorderd, niet bij wijze van belasting sheffing geheven, overeenkomstig de voorschriften der «gemeentewet, ten aanzien van plaatselijke belastingheffing «gegeven, maar op den voet als zulks geschiedt bij de «gewone burgerlijke ondernemingen van soortgelijken aard; «dat door deze laatste, zij bet dan ook bijkomende om- «standigheid, de inrichting haar uitsluitend karakter van «publieke dienstpraestatie heeft verloren; «dat toch het leveren van water aan particulieren voor «bijzonder gebruik, niet behoort tot de taak der plaatselijke «overheid, vermits daarin niet gelegen is de bevordering «van een algemeen plaatselijk belang «Hebben besloten: «op het verzoek afwijzend te beschikken. «De gedeputeerde staten der provincie Noord-Brabant- «Beschikkende op het bezwaarschrift, ingediend door bur- «gemeester en wethouders van Breda, bij hunne vergade- «ring ingekomen 16 Februari 1895, tegen den aanslag in 9

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1895 | | pagina 152