316
burgemeester en wethouders, gedurende den zomercursus aan
den hoofdonderwijzer in het lager onderwijs een hulponderwijzer
toegevoegd tot het geven van 160 lessen tegen eene belooning
van f 1,— per les. Deze maatregel was in het belang van de
toekomst der leerlingen onvermijdelijk.
Twee onderwijzers in het timmeren zijn ook weder, in het
afgeloopen jaar, behulpzaam geweest bij het onderwijs in het
lijnteekenen.
In de laatste jaren gaf de onderwijzer in het schilderen tevens
les in het handteekenen aan de leerlingen van de laagste al-
deelingen. Het bleek dat het onttrekken van dien onderwijzer
aan de werkplaats nadeelig op den gang van het onderwijs
werkte, en dat derhalve de nieuwe titularis niet met het geven
van teekenonderwijs belast moest worden, doch op eene andere
wijze in die behoefte moest worden voorzien, al zou dit dan
ook met eenige meerdere uitgaven gepaard gaan.
Wij stelden daarom aan heeren burgemeester en wethouders, bij
brief van 21 Dec. 1895, voor ons te machtigen, voor het dienstjaar
1896, met het geven van les in het handteekenen aan de laagste
afdeelingen te belasten .1. van Zijp, leeraar in het boetseeren aan
het stadsteekeninstituutop eene belooning van f 150. Deze
machtiging werd ons verleend bij brief van 24 December 1895.
Het aantal leerlingen bedroeg op 31 December 1894 bet cijfer
135 of 4 minder dan op hetzelfde tijdstip van 1893.
Voor den nieuwen cursus van 1895/96 hadden zich aange
meld 63 jongelieden, waarvan, wegens onvoldoende bekwaam
heid in het lager onderwijs, 13 niet werden toegelaten en 1
niet opkwam, zoodat als leerling werden aangenomen 49 jon
gelieden. Om verschillende redenen werden in den loop van het
jaar nog 4 jongelieden toegelaten. Het aantal moest derhalve
met het einde van 1895 bedragen 135 49 4 188.
Er verlieten echter in den loop van het jaar de school
Wegens volbrachten leertijd 27
verandering van beroep 8
Transporteeren 35