m i; Niet onwaarschijnlijk is het, dat het tot stand brengen Van liet verlangde steeds is afgestuit op y>eene geschikte plaats met goed stroomend water", althans in '1895 nog deed de heer Rombouts opmerken (zie notulen van 20 April 1895, blz. 154), dat tot het oprichten eener zweminrichting nu eenmaal alhier geen goede gelegenheid bestond en men die misschien aan den Erner zou kunnen vinden. 2(5 Januari 1895. Eene voorgangster had die verordening in deze gemeente niet. Het aanplakken geschiedde tot dusver door een gemeente beambte, die eene jaarlijksche toelage van de gemeente ontving van ƒ15 en voorts voor zijne diensten rechtstreeks betaald werd door de belanghebbende particulieren. Met dien ouden toestand wenschte men te breken. De heer Sche-ltus opende de beraadslagingen met omstandig te betoogen, dat, tot ongerief van de particulieren, te veel administratieve besognes verbonden werden aan een zaak van zoo weinig aanbelang en dat het wenschelijker ware eenvoudig een tarief van aanplakking vast te stellen. Voorts onderwierp spreker aan critiek de bij de verordening aan den aanplakker toegekende belooning, welke z. i. bleef beneden die, welke hij thans genoot. Het vorenstaand betoog leidde tot vrij uitvoerige besprekingen, waarvan het gevolg was, dat de voorzitter voor- VII. Veror- Reeds in uwe zitting van 20 November 1894 (zie jaarverslag heffing van 1804, blz. 130) werd U de ter zijde genoemde verordening in eenrecht voorontwerp aangeboden. kondigingen. Besloten werd alstoen het stuk in circulatie te stellen bij de leden. In de zitting van 20 Januari 1895 werd het behandelen der verordening aan de orde gesteld.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1895 | | pagina 87