(58
Schriftelijke amendementen kwamen daarop in van de heeren
Rombouts, Scheltus, Lijdsman en Verschraage.
De commissie voor het ontwerpen, van verordeningen tegen
wier overtreding straf is bedreigd, door welke de verordening-
was samengesteld, nam de bedoelde amendementen in meest
ernstige overweging en legde hare conclusiën bloot in een
zorgvuldig en uitvoerig bewerkt verslag, namens de commissie
onderteekend door den heer mr. P. Bloemarts, als rapporteur.
Aldus voorbereid, werd het gewichtige onderwerp aan de
orde gesteld in uwe avondzitting van '1(5 Februari '1895, toen,
na vele beraadslagingen, de voorzitter ten slotte voorstelde, de
verordening goed te keuren, doch haar eerst vast te stellen in
de volgende vergadering, met het oog op de wet, die slechts
2 X 24 uren tijd geeft om ze in te zenden en het meer dan ééns af
schrijven der verordening in dien korten tijd niet kon geschieden.
Dienovereenkomstig werd alstoen besloten.
Daarop werd nadat terzelfder tijd nog een paar wijzigingen
waren aangebracht de meergenoemde verordening, bij uw
besluit van 2 Maart 1895, met algemeene stemmen vastgesteld.
In uwe zitting van 2 April 1895 kwam het bij de wet bedoelde
bericht in van de gedeputeerde staten, dat liet afschrift der
voorschreven verordening bij hen ontvangen was.
Wie eenigszins bekend is op het bovengenoemde terrein, door
den raad betreden, zal niet enkel waardeering gevoelen voor
den volbrachten arbeid, maar óók gevoelen, dat de verordening,
welke het bijzonder belang zoo geheel ondergeschikt maakt aan
het algemeen belang, de kiem in zich bevat, om soms bij de
toepassing te doen zien, dat billijkerwijze eenige formule afge
rond of meer voor de toepassing op elk gegeven geval geschikt
gemaakt moet worden.
In dien zin moet beschouwd worden het wijzigingsvoorstel,
dat U reeds in uwe zitting van 12 October '1895, onder geleide eener
memorie van toelichting, werd aangeboden en dat toen, in verband
met eene door den heer Lijdsman gemaakte opmerking, werd
aangehouden.