69 Art. 3. Art. 4. In uwe zitting van den 2llcn November 1895 werd vervolgens besloten de artt. 3 en 4 te wijzen als volgt: «ITet is verboden verzamelingen van huizen of afzonderlijk »te bewonen woningen te stichten, wanneer de hoofddeuren van «alle niet aan den openbaren weg uitkomen, tenzij de toegang »van den openbaren weg af eene breedte van ten minste 3 »meter heelt en de vóór- zoowel als de achtergevels op eenen «afstand van ten minste tien meter van elk gebouw en van elk »aan een ander toebehoorend onbebouwd perceel verwijderd «blijven. «Door den gemeenteraad kan vrijstelling worden gegeven van «de verbodsbepalingen van dit artikel onder daarbij te stellen «voorwaarden.» «Het is verboden in gangen, sloppen, zoogenaamde hofjes of «dergelijke verzamelingen van woningen de vóór- zoowel als «de achtergevels op een korteren afstand dan tien meter van «elk gebouw en van elk aan een ander toebehoorend onbebouwd «perceel op te trekken. «De toegang tot genoemde hofjes moet eene breedte van ten «minste drie meter hebben. «Door den gemeenteraad kan vrijstelling worden gegeven «van de verbodsbepalingen van dit aitikel onder daarbij te «stellen voorwaarden". Te gelijk met liet wijzigingsvoorstel-bouwverordening, S. Wijziging der aial'ge- werd U ten einde o. a. den toegang tot hofjes en dergelijke "tie"6 poli" "verzamelingen van woningen geheel vrij voor het verkeer Hg vooren voor f^e brandblusehmiddelen te houden voorgesteld deze ge- art. 11 der algemeene politieverordening te wijzigen als volgt: weente. 1 J «liet is verboden: a. «op den openbaren weg onbespannen voertuigen, emmers, «kannen, manden, kisten of dergelijke voorwerpen, koop-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1895 | | pagina 92