72 stallingen op de kermissen en jaarmarkten binnen de gemeente Breda, vastgesteld den ö'lcn Mei 185G, litt. A, goedgekeurd bij koninklijk besluit van den 16den Augustus '1856, n°. 43. li. VERORDENING op de invordering van het staangeld in de gemeente Breda. Art. 1. Ieder die gebruik wenscht te maken van gemeentegrond tot het plaatsen van tenten, spellen, kramen of uitstallingen, moet zich met opgave der verlangde oppervlakte (voorzijde ondiepte) daartoe schriftelijk aanmelden bij den marktmeester, aan wien, behoudens goedkeuring van burgemeester en wethouders, het regelen der staanplaatsen is opgedragen. Deze aanvrage moet bij de kermis en najaarsmarkt minstens eene maand te voren geschieden. Art. 2. De invordering van het staangeld geschiedt overeenkomstig de artikelen 258—262 der gemeentewet. Art. 3. Het staangeld moet in eens en vóór het in gebruik nemen van den gemeentegrond betaald worden in handen en op kwi tantie van den marktmeester of diens plaatsvervanger, door burgemeester en wethouders aan te wijzen. Art. 4. Bij het in werking treden dezer verordening is vervallen de verordening op de invordering van bet staangeld op kermissen en jaarmarkten binnen de gemeente Breda, vastgesteld den ö(len Mei 1856, litt. A, goedgekeurd bij koninklijk besluit van den 16,len Augustus 1856, n°. 43.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1895 | | pagina 95