98 «In 1895 was de beperkte ruimte der werkplaatsen, in »het belang van het onderwijs, niet meer houdbaar en «werd met uwe machtiging eene nieuwe schilderswerk- plaats gebouwd, waarvan de kosten voor een groot deel «werden bestreden uit overschotten van vorige dienst- jaren. «Naar onze bescheiden meening staan twee wegen «open om, waarschijnlijk blijvend, in de behoeften «te kunnen voorzien en wel: 1°. «door gebruik te maken van de betrekkelijke «verordening, waarbij, bij gebrek aan beschik- «bare ruimtede leerlingenwonende binnen y>Bredain de eerste plaats toe te laten en alzoo «die van buitengemeenten te weigeren, of wel 2°. «door het verkrijgen van subsidiën de geld- «middelen te versterken. «Het eerste middel moge in overeenstemming zijn «met de bewoordingen van het testament van den «erflater, of het den geest bevat is eene andere vraag, «en volgens de wijze, waarop men de zaak van het «ambachtsonderwijs tegenwoordig als volksbelang «beschouwt, is het dit zeer zeker niet. «Intusschen iets zal er moeten gedaan worden." Ten slotte werd in overweging gegeven, ten einde op den bestaanden voet met het geven van onderwijs aan de ambachtsschool te kunnen voortgaan, aan de provinciale staten van Noord-Brabant eene subsidie* vooreerst van f 2000,— per jaar, uit de provinciale kas, voor de ambachtsschool te Breda aan te vragen. Na eene korte beraadslaging werd besloten het onderwerpelijk schrijven ter visie te leggen voor de leden en burgemeester en wethouders uit te noodigen daarop inmiddels te dienen van prae-advies. Aan die uitnoodiging gaven wij gevolg in uwe

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1896 | | pagina 116