120 mout y°°r het vergadering van den 24. October 1890, eenige wijzi- nenhuis. gingen voorgesteld in het reglement voor het ge noemd gesticht. Zoo wenscliten o. a. regenten het intredegeld der broeders te verminderen van f 75,— - op f 40, «Naar oud gebruik" betoogde voornoemd col lege »moesten de broeders bij hun intrede in het «gesticht bed met toebehooren inbrengenmet het »oog op de zindelijkheid werd daarvoor later eene «som van 75,in de plaats gesteld, en daar de «toestand der financiën van het gesticht gunstig mag «worden genoemdwordt voorgesteld het zoogenaamde «inkoomgeld tot op veertig gulden te verminderen; «te meer daar het somwijlen voorkomt, dat, in strijd «met den geest van het reglementdit inkoomgeld «door giften bij elkaar moet worden gebrachten «nu ligt het voor de handdat de sollicitanten uit «eigen middelen eerder f 40,bij elkaar zullen «kunnen brengen, dan wanneer een bedrag van 75,gevorderd wordt." De heer Rombouts verklaarde, dat hij liever zou gezien hebben, dat ware voorgesteld het geheele in tredegeld te doen vervallendoch nu het voorstel van regenten niet in dien zin geschiedde, zou spreker op dit punt niet verder ingaan. Verder werd nog door den heer Rombouts be sproken de wen schel ij kheid om in het vervolg de benoeming van den rentmeester te doen geschieden op eene alphabetische aanbeveling van het college van regentenen zulks naar aanleiding van hetgeen was voorgevallen bij de laatste benoeming van een rentmeester. Na eene korte samenspreking over dit punt door de heeren Reigersman, Rombouts en de voorzitter, verklaarde de heer Rombouts, dat hij niet een voor-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1896 | | pagina 138