156
Pensioenfonds voor de gemeente-ambten aren en
hunne weduwen en weezen.
Bij besluit van den gemeenteraad van den 29. November 1862
werd opgericht een pensioenfonds voor de gemeente-ambtenaren
en bedienden te Breda.
Van dit fonds waren de weduwen en weezen der ambtenaren
uitgesloten, zoodat, wanneer een ambtenaar kwam te overlijden,
al zijne bijdragen voor de nagelaten betrekkingen verloren waren.
Nauwelijks was bedoeld fonds in het leven geroepen, of het
toonde vatbaarheid voor eene goede ontwikkeling. De aanvan
kelijk ledige kas werd gaandeweg gevuld met de verplichte
bijdragen der ambtenaren, welke bijdragen, na een verloop van
34 jaren, een vast kapitaal deden ontstaan van ongeveer
f 60 000,onverminderd de uitkeering der toegekende pen
sioenen.
Gesteund door deze gunstige uitkomsten in een betrekkelijk
zoo kort tijdsverloop kwam in 1896 tot stand, wat reeds gerui-
men tijd voor oogen had gestaan, namelijk een pensioenfonds
voor de gemeente-ambtenaren en hunne weduwen en weezen,
in verband waarmede de atloopende en doorloopende kortingen
werden verhoogd.
Die kortingen zijn, bij eerste aanstelling, over elk der eerste
10 jaren '121 /2 en bij verhooging van wedde, Vk der verhoo
ging over elk der eerste 4 jaren. De doorgaande korting bedraagt
5 van het bedrag, waarop de alloopende korting niet meer
wordt toegepast. Van eiken pensioensgrondslag wordt f 200,—
als onbelastbaar aangemerkt.
Aldus is de regel, doch in andere, met namen in de veror
dening opgenomen gevallen, wordt eene hoogere of lagere
korting toegepast.
Zie verder nopens dit onderwerp hoofdstuk 111, letter E,
Voornaamste in den gemeenteraad behandelde onderwerpen, n°. XI.
Ten aanzien van den toestand van het fonds in 1896 deelen