164
J. Prasser,
Q. A. van Rijsewjjk,
A. Lokker,
A. M. van Eekelen,
J. de Leeuw,
J. H. Bastiaansen,
P. Vernimmen,
J. J. van de Vijver,
C. Bijl,
C. Baijkns
B. Pierik,
J. Dignes,
G. Brokke,
J. G. Flentrij,
J. Koetsenruijter
A. J. Claassen.
Van de in dienst zijnde ambtenaren, die bij het in werking
treden der verordening niet deelgereclitigd waren in het pen
sioenfonds, zijn er elf tot het fonds toegetreden, te weten:
W. C. Hedick, directeur der hoogere burgerschool.
J. M. Acket, leeraar bij id.
J. de Jongh Az.id. id.
B. W. Mondt, id. id.
M. G. van Neck, id. id. en gymnasium.
II. A. Rjjkens, id. id. id.
Dr. J. I). R. Sciieffer, id. id. id.
J. W. Meurs, concierge gymnasium.
H. Berndes, directeur der gemeente-reiniging.
A. M. Schoenmakers, opzichter bij de gemeentewerken.
A. J. Besier, bode bij het burgerlijk armbestuur.
Overeenkomstig het bepaalde bij art. 40 der verordening is
door hen, over den tijd, sinds hunne indiensttreding verstreken,
het ontbrekende bijgestort naar de regelen der verordening,
zonder bijberekening van rente.
agenten van politie.