194 en die van 25 Juli 1890, biz. 303 en volgg.). lie quaestie is hierin gelegen, of de slooten voldoende afwatering kunnen hebben op de openbare wateren. Burgemeester en wethouders, van wie nadere voorstellen verlangd werden, houden zich alsnog ernstig met deze aangelegenheid onledig en trachtenin overleg met de eigenaren, de zaak, zoo mogelijk in der minne, tot eene goede oplossing te brengen. Of dit gelukken zal, bleef einde December nog een open vraag. Ofschoon de verordening, regelende de bouwpolitie, de huis eigenaren beperkt in het genot van hun eigendom, zijn echter van dezen tot dusver (31 December 1896) geen bedenkingen ontmoet, die de uiterste toepassing der verordening (het doen ontruimen van woningen) hebben noodzakelijk gemaakt. De uitslag onzer voortgezette bemoeiingen kan echter eerst later blijken. Verschillende punten hierboven aangestipt zullen, breeder uitgewerkt, in dit hoofdstuk worden aangetroffen. (r) Keuring van slachtvee en vleesch. De gediplomeerde veearts, gemeente-keurmeester alhier, trad in functie 1 Juni 1896. De opgaven van hem ontvangen, te rekenen van het tijdstip zijner indiensttreding af, zijn vervat in de volgende tabellen: Zie o. a. genomen maalrcgclen, krachtens houw- en politicverordeningen, in het belang der openbare veiligheid, hty gemeentepolitie hierna tusschen de IX en X.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1896 | | pagina 212