252 De vergunningen tot liet stichten van nieuwe gebouwen in de gemeente worden getoetst aan de bepalingen der verordening regelende de bouwpolitie. In één geval waren wij genoodzaakt het volgend besluit te nemen »Gezien de kennisgeving met de daarbij behoorende teekening, «overgelegd door A. J. v. II. te Bredawegens het stichten »van twee arbeiderswoningen in eene gang aan den Haagdijk »op het perceel kadastraal bekend sectie A. n°. 2456; «Gehoord den gemeente-architect; «Gelet op de bepalingen der verordening regelende de bouw- «politie in de gemeente Breda, afgekondigd den '1. April 1895, «zooals die is gewijzigd bij raadsbesluit van den 2. November «1895, letter C, n°. 2a, afgekondigd den 23. November 1895; «Overwegende, dat de toegang van de openbare straat naar «het perceel waarop x. H. de bovenbedoelde woningen wenscht «te stichten, slechts eene breedte heeft van 2,05 meter; «dat wel is waar die gang successievelijk tot 2,25, 2,90 en 3,75 «meter verbreedt, doch dat in art. 4 der bovengenoemde verorde- «ning wordt voorgeschreven eene breedte van ten minste 3 meter; «dat wijders bij artikel 4 verboden is, zoowel de voorgevels «als de achtergevels van woningen op een korteren afstand dan «10 meter van elk gebouw en van elk aan een ander toebe- «hoorend onbebouwd perceel op te trekken, terwijl uit de «situatie van het terrein aldaar en uit de kennisgeving blijkt, «dat de achtergevels tegen een gebouw van een ander vallen «en de voorgevels slechts op een afstand van 2,50 meter van «een aan een ander toebehoorend perceel verwijderd blijven; «Is besloten te verklaren, dat op grond van het bovenstaande «tegen de voorgenomen stichting bedenkingen bestaan. «Afschrift van dit besluit zal aan den belanghebbende, aan O «den gemeente-architect en aan den commissaris van politie «worden uitgereikt tot kennisgeving." In deze beschikking werd door den belanghebbende niet berust. Ilij wendde zich tot den gemeenteraad bij adres, dat eerst in 1897 door U in behandeling werd genomen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1896 | | pagina 270