258 »Van Coothplein, wijk J!, n°. 136, als bouwvallig moet worden «beschouwd en daardoor gevaar oplevert voor de openbare «veiligheid; «dat het bouwvallige deel van gemelden voorgevel zich uit- «strekt over eene hoogte van minstens 4 meter bij eene breedte «van 4,40 meter; «Gelet op art. 52 der verordening regelende de bouwpolitie «in de gemeente Bredaafgekondigd den 1. April 1895; «Is besloten de eigenares van bedoelde woning, inej «alhier, te doen kennen, dat zij overeenkomstig voormeld art. «52 zal gehouden zijn het bouwvallige binnen 14 dagen te doen «herstellen." Aan ons bedoeld besluit werd zonder bedenking gevolg gegeven. B. In onze vergadering van den 7. December 1896 werd het volgend besluit genomen «Overwegende, dat het gebouw aan de straat «Naar de Gast- «huisvelden", wijk B, n°. 560, kadastraal^ bekend gemeente vBredasectie A, n°. 3832, eigenaarsgeheel bouwvallig «is en als zoodanig gevaar voor de openbare veiligheid oplevert; «Wordt besloten den eigenaars te doen kennen, dat zij, krachtens «art. 52 der verordening regelende de bouwpolitie in deze «gemeente, gehouden zijn bedoeld gebouw binnen acht dagen «te sloopen, onder bijvoeging, dat wanneer die termijn wordt «overschreden, artikel 180 der gemeentewet zal worden toe- «gepast." Ook dit besluit leidde zonder bedenking tot het gewenscht gevolg. Veiligheidsmaatregelen bij licl rijden der trammen in de gemeente. Met het oog op art. 66 der algemeene politieverordening voor deze gemeente, achtten wij het noodig de reeds vroeger gegeven voorschriften in het belang der openbare veiligheid bij het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1896 | | pagina 276