Schutterij. VERSLAG van den toestand der schutterij over het jaar 1836. Er werden ingelijfd, op 14 Maart 1896, 43 lotelingen. Een was niet opgekomen, als zijnde vertrokken naar Oost-ln lië een kon nog niet uit de rijkswerkinrichting worden ontslagen. Voor deze en nog 2 lotelingen, die na de inlijving bij besluit van gedeputeerde staten werden afgekeurd, zijn nog nummers moeten worden opgeroepen, zoodat een getal van 47 lotelingen ter in lijving werd opgeroepen, waarvan zijn ingedeeld bij het regt. grenadiers en jagers1 3de regt. infanterie5 6de y> 33 4de vesting-artillerie1 3de veld-artillerie 5 3de huzaren. 1 de koloniale troepen (had reeds vóór de inlijving dienst genomen)1 Totaal 47 9 lotelingen hebben plaatsvervangers en 3 lotelingen hebben nummerverwisselaars gesteld. De toestand der schutterij wordt blootgelegd in het verslag, ontvangen van den majoor-commandant dier schutterij. De werkelijke sterkte bedraagt: Actieve schutters 266 Reserve. 204 Totaal 470. De actieve sterkte, bij de wet gevorderd, bedraagt 298 man. De sterkte van den lsten ban bedraagt. Actief 131 Reserve. .59 Totaal 190.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1896 | | pagina 302