424 inzameling van gelden door beroepscollectanten ten behoeve van elders gevestigde inrichtingenzooveel als billijk iste weren. Wij konden tot dusver niet inzien dat art. 13 der armenwet zooveel als een vrijbrief was voor instellingen van weldadigheidj die voldaan hebben aan art. 7 dier wet, om, buiten eigen ge meente, overal eldersop eene bloote kennisgeving aan bet gemeentebestuur, collecten te doen houden ten schade van eigen inrichtingen en tot een drukkenden last voor de ingezetenen. Intusschen blijkt de hooge regeering een ander gevoelen te zijn toegedaan. Bij koninklijke besluiten van 13 November 1890 en van 27 Januari 1897. n° 9, is beslist, dat reden tot stuiting eener col lecte niet gelegen is in de omstandigheid dat eene instelling van weldadigheid elders gevestigd is. Ook op haar is van toe passing het bepaalde hij de artikelen 7 en 13 der wet tot re geling van het armbestuur. Naar aanleiding hiervan hebben wij gemeend, tot voorkoming van misverstand, door middel der plaatselijke nieuwsbladen, aan de ingezetenen te moeten kennis geven, dat collecten in deze gemeente vanwege en ten voordeele van elders geves tigde instellingen van weldadigheid niet plaats hebben met toestemming of met goedvinden van het gemeentebestuur.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1896 | | pagina 442