450 Twee vergunningen, als bedoeld, in vorenstaanden staat, werden door ons geweigerd. Ad. 1. Door A. v. L., wonende te Breda, werd vergunning gevraagd tot bet oprichten van eene varkensslachterij in het perceel ge legen in deze gemeente aan de Van Goorstraat, wijk A, n°. 765, kadastraal bekend Breda sectie B, n°. 3689. Het pand, waarin adressant voornemens was de varkens slachterij op te richten, bestond uit eene beneden- en eene bovenwoning, die geen loozing van keuken- of spoelwater op het openbaar riool hadden, doch welk water in een zinkput of vergaarbak, in den tuin van het betrokken pand uitgegraven, langs eene slechte bestrating afvloeide en daarin moest bezinken, terwijl alle kenmerken aanwezig waren, dat het daarmee be oogde doel niet werd bereikt. In dien zinkput of vergaarbak zou ook tevens het spoelwater van de varkensslachterij worden afgeleid, waardoor ongetwijfeld, vooral des zomers, een stank zou ontwikkeld worden, nadeelig voor de volksgezondheid. Vruchteloos werden pogingen aangewend, zoowel bij den adressant als bij den huiseigenaar, om een riool aan te leggen, loozende op het gemeenteriool van de Van Goorstraat, waar door een goede afvoer van het keuken- en spoelwater van de varkensslachterij zou zijn verkregen, terwijl overigens de geheele inrichting, ook wat betrof de reeds gemetselde rookkast, weinig waarborg gaf tegen brandgevaar, en hinder of last voor de omgeving. Ad 2. Door J. .1. werd vergunning gevraagd tot het oprichten eener slachterij voor runderen in het achtergedeelte van het huis, staande aan de Havermarkt, wijk C, n°. 331, kadastraal bekend Bredasectie A, n°, 1021, Beroep werd door belanghebbende niet ingesteld.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1896 | | pagina 468