54 per jaar moest betaald worden. De algemeene toestand van de geldmarkt en den rentekoers gaf daartoe aanleiding. De bestendiging der tijdelijke geldlecning, voor- loopig tot 1 Juli'1896, bleef gegrond op het voornemen om de gemeenteschuld in eene 3 leening te con- verteeren, zoodra daartoe het geschikte tijdstip zou zijn aangebroken. Dat tijdstip was 1 Juli 1896 nog niet gekomen, waarom het noodig was den termijn te verlengen. Onderhandelingen werden door ons geopend met de Amsterdamsche bankook met het oog op den rente voet, waarvan het ö'evolg was, dat door U in uwe o vergadering van den 13. Juni 1896 het besluit kon worden genomen, dat de voormelde som in leen werd genomen tot 1°. Januari 1897 tegen 3!/2 ^en honderd per jaar. Consolideering der tijdelijke schuldin verband met de voorbedoelde conversie, bleef steeds voor oogen staan, doch de geldmarkt bleef ongunstig, ten gevolge waarvan wij Una gehouden overleg met de Amsterdamsche bank, in uwe zitting van 28 Nov. '96 voorstelden van die bank het voorschot ad f 84000,in leen te houden en daarenboven 9000,te leenen op den dienst van 1896, met welke laatstge noemde som, ten gevolge van buitengewone ont vangsten, kon volstaan worden, een en ander tegen promessen-disconto voor den tijd van drie maanden. Met dit voorstel werd door U genoegen genomen. 4 Januari 1896. YI. Verzoek Het verzoek, ter zijde genoemd, werd ter tafel van^e^bepa? gebracht in uwe zitting van 21 December 1895. (Zie lingen, vervat gemeente-verslag 1895, blz. 116.) Door U werd toen ons

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1896 | | pagina 72