59 De verordening ontmoette bedenking bij de gede puteerde staten, zooals bleek uit hun schrijven, U medegedeeld in uwe vergadering van den 25. April 1890. Zij werd daarop bij een door U genomen besluit wéder in onze handen gesteld, ten einde inlich ting te geven of wijziging voor te stellen. Aan die opdracht gaven wij gevolg in uwe verga dering van den 9. Mei 1896. Twee verordeningen werden U thans, in ontwerp, aangeboden, als: a. het ontwerp eener verordening, regelende de samenstelling en den werkkring der commissie van bijstand in het beheer van de gasfabriek en de hoogdrukwaterleiding; en b. het ontwerp eener verordening, regelende den rang en de wijze van benoeming van de ambte naren en het overige personeel voor den dienst van de gasfabriek en de hoogdrukwaterleiding. Beide verordeningen werden door U zonder bedenking vastgesteld, terwijl ook de gedeputeerde staten, volgens ontvangen bericht, daartegen geen bezwaren hadden. Krachtens art. 2 der verordening, letter 5, werden door ons, bij besluit van den 19. Juni 1896, instruc- tiën vastgesteld voor a. den directeur, b. den boekhouder, c. den opzichter, tevens klerk, allen van de gasfabriek en waterleiding. De genoemde instructiën, bepaaldelijk die onder litt. a en b vermeld, hielden verband met nieuwe regelingen in het geldelijk beheer. De gemeente ontvanger, daartoe uitsluitend door de wet aangewezen, werd belast met het doen der ontvangsten en uitgaven ten behoeve der beide inrichtingen, terwijl den meer- genoemden boekhouder in het bijzonder werd opge dragen te zorgen o. a. voor het geregeld ontvangen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1896 | | pagina 77