65 van 29 November 1862, zooals die later gewijzigd is en wel ten behoeve van die ambtenaren, welke in dienst waren en bijdroegen aan het bestaande fonds, doch hunne aanspraken, welke aan de nieuwe veror dening konden ontleend worden, niet wenschten te doen gelden, waartoe hun bij de overgangsbepalingen de vrijheid geschonken was. 1 Februari 1896. xu. Parti- In uwe vergadering van 1 Februari 1896 kwam gangen6in héteen adres ter tafel van den heer mr. A. R., op daarbij park»hetVal-aangevoerde gronden verzoekende: a. de houten heining, welke adressant's erf scheidt van het park »het Valkenberg" en voor gemeen schappelijke rekening door de gemeente en den adressant moet worden onderhouden, dooreen steenen muur van gelijke hoogte als de thans bestaande heining te doen vervangenen b. om te dier plaatse tot wederopzegging een uitgang in voornoemd park te mogen hebben. De heer R., lid van uwen raad, verliet de vergade- i'ing, toen het onderwerp aan de orde werd gesteld Het tweede gedeelte van het verzoek, vermeld onder letter b, gaf inzonderheid stof tot beraadslaging. De heer Van Hal wees op een bestaand precedent en meende dat de uitgang zou kunnen gebezigd worden zonder eenige beschadiging van planten of gewassen. De heer mr. van Dam beschouwde de aanvrage met betrekking tot de vraag, wie daarover te beslissen had. te weten de raad of burgemeester en wethouders, en be sprak de voorwaarden aan de vergunning te verbinden. Omtrent de voorbedoelde vraag wisselden de heeren Van Dam en de voorzitter eenige oogenblikken van gedachte. De heeren Teyciiiné en Sciieltus toonden mede 5

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1896 | | pagina 83