73 belooniog der kelen 77 en 80 der verordening, regelende de bur- gvroed-6" gerlijke armenverzorging in de gemeente Breda, iri vrouwen, verband met eene voorgenomen wijziging van den dienst en de belooning der gemeente-vroedvrouwen. Ons voorstel lichtten wij o. a. toe als volgt: «Bij liet onderzoek der gemeente-begrooting, dienst «1896werden in eene afdeeling klachten geuit over »de wijze, waarop door de vroedvrouwen hulp ver sieend wordt aan de onvermogende zwangere vrouwen. »In onze memorie van antwoord gaven wij dien- «aangaande te kennendat eene nieuwe regeling van »den dienst der vroedvrouwen zou worden in over- «weging genomenen wij ons voorstelden bepalingen »te maken, die, zonder dat de uitgaven hooger werden, «zouden strekken om den dienstijver der vroedvrouwen »te prikkelen. «Hierin werd door U berust. «Thans hebben wij de eer aan de door ons gedane «toezegging gevolg te geven. «Naar het ons voorkomt, ontbreekt aan de vroed- «vrouwen de prikkel tot hulpbetoon op de wijze, «zooals zulks door U en ons verlangd wordt. «Daarom wordt door ons eene andere regeling harer «belooning voorgestaan. «Wij zouden wenschen de vaste wedde van f 300, «die zij thans ieder genieten, te doen vervallen en «haar f 5,toe te kennen voor verloskundigen bijstand «aan iedere vrouw, die, voorzien van een bewijs van «het armbestuur, zich daartoe bij haar aanmeldt. «In de voorgenomen regeling ligt opgesloten, dat «op denzelfden grondslag, als bovenomschreven, ook «de diensten van eene andere of meer andere in deze ge- «meente gevestigde vroedvrouwen door belanghebben- «den kunnen worden ingeroepen, mits die vroedvrouwen «als zoodanig door de gemeente zijn aangesteld.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1896 | | pagina 91