74 Voorzien van een bewijs van het armbestuur, »moeten de onvermogende zwangere vrouwen de »hulp kunnen vragen van die vroedvrouw, van wie »ze de beste diensten verwachten. »Wij kunneu hier bijvoegen, dat zoowel de inspec teur van het geneeskundig staatstoezicht als de »geneesheeren in deze gemeente met deze regeling »hunne ingenomenheid betuigd hebben." Deze toelichting ging vergezeld van een schrijven van het burgerlijk armbestuur dezer gemeente, waarbij werd te kennen gegevendat de voorgenomen nieuwe regeling van den dienst en de belooning der gemeente- vroedvrouwen gewenscht en doeltreffend voorkwam. Na de vraag des voorzitters, of II zich met de voorgestelde wijzigingen kon vereenigen, werd het voorstel zonder bedenking goedgekeurd. De gewijzigde dienstregeling trad in werking 1 April 1890. Eene der beide in dienst zijnde vroedvrouw?n vroeg en bekwam haar eervol ontslag. Spoedig daarna kwam een adres in van eene alhier wonende vroedvrouw, om tot gemeente-vroedvrouw benoemd te worden, en de benoeming van deze geschiedde bij uw besluit van 11 April 1896. Verloskundige bijstand aan onvermogende vrouwen ad 5,per persoon werd verleend van 1 April tot 30 Juni aan 16 vrouwen, van 1 Juli tot 30 September aan 47 idem. van 1 October tot 31 December aan 43 idem. samen 106 X f 5,-f 530,—. Van 1 Januari tot 31 Maart werden 5 vrouwen bijgestaan, waarvoor, berekend tegen de toen nog bestaande vaste, wedde, betaald werd 150, Niet echter het geldelijke voordeel, maar de zorg vuldige behandeling der belanghebbende vrouwen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1896 | | pagina 92