78 De zaak werd in besloten vergadering besproken. Na heropening der openbare vergadering bracht de v o o r- zitter in stemming, of al dan niet een keurmeester van slacht vee en vleesch zou worden benoemd voor den tijd van één jaar, in te gaan 1 September 1897, op eene jaarwedde van 900,-. Daartoe werd met 8 tegen 3 stemmen besloten. Vervolgens werd de heer L. Molenschot als zoodanig be noemd. Boven omschreven zaak hing alzoo samen met de eventu- eele oprichting van een abattoir, waarvan wij reeds melding maakten blz. 57 en 58 van ons verslag over 1896. In dat jaar. bij de gemeente-begrooting dienst 1897, was door U eene som van f 500 toegestaan tot onderzoek en voorbereiding. Wij droegen deze belangrijke en tijd vorderende taak op aan eene commissie, bestaande uit de heeren E. H. A. Guljé, burgemeester, dr. J. D. R. Scheffer, leeraar aan het gym nasium en de hoogere burgerschool, en G. Lamers, gemeente architect. Ofschoon deze commissie activiteit betoond heeft, waren wij echter einde December nog niet in de gelegenheid U de uitkomsten der voorbereidende werkzaamheden te doen kennen. Dat het voorzien in de vereischte vee- en vleeschkeurinsr reeds geruimen tijd moeielijkheid opleverde, bleek U in uwe vergadering van den 3. April 1897, toen wij U mede deelden. dat tijdens de ziekte van den heer C. A. Kroes, stads-keurmeester van slachtvee en vleesch, gedurende een tijdvak van 9 maanden, en wel van 2 September 1895 tot '1 Juni 1896, de dienst was waargenomen door H. van der Wal, en dientengevolge U voorstelden dien dienst met/MOO te beloonen. Het was ons eene voldoening, dat dit voorstel zonder eenige bedenking door U werd goedgekeurd. 19 Juni 1897. XXVI. Adres De voorzitter meende de aandacht erop te moeten vesti- aan i e ooge „en_ f]at bij de regeering het plan bestond het ijkkantoor in deze

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1897 | | pagina 108