95 derde requestrante, de wed. Wagelmans, in overleg te treden omtrent de voorwaarden waarop en den prijs waarvoor gezegd terrein aan haar kan worden verkocht. Geconstateerd werd in het bovengenoemd rapport, dat de grond vroeger grensde tegen den vestingwal, waarlangs een walgang liep, terwijl, wanneer men dat terrein, hetzij in het openbaar, hetzij onderhands wilde verkoopen aan anderen dan de belendende eigenaren, en tegelijkertijd het licht en de uitgangen van het huis van de weduwe Wagelmans niet wegnemen, daar eene gang zoude gevormd worden, die overal elders, maar daar ter plaatse bijzonder zoude misstaan. De gevoelens echter over de te geven bestemming aan den grond liepen uiteen, zooals blijkt uit de notulen van het verhandelde in de vergadering van den 16. Februari 1889, blz. 36 en volgg. Was de eene spreker tegen verkoop, de ander was er voor. In zooverre was daarin overeen stemming, dat ieders zienswijze tot doel had te waken, dat het terrein niet zoude ontsierd worden. Ook werd gesproken over den aanleg ter plaatse van plantsoen. Eerst in de vergadering van 6 April 1889 (Zie notulen blz. 55 en volgg.) kwam de zaak tot beslissing. Toen werd met 10 tegen 5 stemmen besloten den bewusten grond niet te verkoopen. Terugkeerende tot de in 1897 herleefde quaestie, waarvan ons prae-advies, 2 October 1887 uitgebracht, het gevolg was. moet allereerst vermeld, dat niet alle leden het eens waren met de door ons voorgestelde rooilijn. De heer Scheltus had gaarne gezien dat eene andere richting daaraan ware gegeven, in verband met het door zicht op het plein vóór het stedelijk ziekenhuis. In dat geval kon echter geen grond ter bebouwing verkocht worden. Besloten werd een onderzoek in loco te doen, alvorens te beslissen. In de vergadering van 23 October 1897 kwam de zaak weer aan de orde. Zij bepaalde zich toen enkel tot het vaststellen der rooilijn, zooals die door B. en W. ontworpen was, nadat een daarop door den heer Scheltus voorgesteld amendement was verworpen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1897 | | pagina 125