100
een of ander handwerk, behoorende tot een der takken van
nijverheid.
Inrichtingen, welke door bijzondere personen of vereeni-
gingen worden bekostigd, komen slechts voor bijdrage in
aanmerking, wanneer de gemeente eene bijdrage verleent
minstens tot een gelijk bedrag, als haar uit de provinciale
kas wordt toegekend.
Art. 3.
Als kosten ter berekening van de bijdrage komen alleen
in aanmerking:
1. huur, onderhoud en schoonhouden van lokalen;
2. jaarwedden van en toelagen aan het onderwijzend en
opleidend personeel;
3. kosten van verwarming en verlichting der lokalen;
4 schoolbehoeften, gereedschappen, materialen en aan
moedigingsprijzen, een en ander zoo als blijkt uit de
laatst afgesloten rekening en verantwoording, waarvan
een afschrift bij de aanvraag om subsidie moet worden
overgelegd.
Art. 4
Heffingen onder de benaming van schoolgeld of andere
betalingen voor het genot van onderwijs en opleiding, worden
aan de goedkeuring van gedeputeerde staten onderworpen.
Art. 5.
Behoudens redenen van uitsluiting aan de goedkeuring
van gedeputeerde staten te onderwerpen, is het bestuur der
inrichting, welke eene bijdrage geniet, verplicht, deze inrich
ting voor een-ieder, die zich tot het ontvangen van onderwijs
en opleiding aanmeldt, toegankelijk te stellen.
Art. 6.
Naar de regels in dit besluit aangegeven, bepalen jaarlijks
provinciale staten op de desbetrekkelijke aanvraag de som,
die aan elke inrichting als bijdrage wordt toegekend, welke
bijdrage f 1500,niet zal te boven gaan.