102 »Ten einde zooveel mogelijk een ruimen blik in de zaak »te verkrijgen, wonnen wij daaromtrent het gevoelen in van «het bestuur van de afdeeling Breda der Noord-Brabantsche maatschappij van landbouw, bepaaldelijk ten aanzien der «drie volgende punten lo. «Wordt aan eene veemarkt te Breda, bij de vele be- xstaande veemarkten, ook in den omtrek, eenige levens- vatbaarheid toegekend? 20. «Wordt aan het houden van wekelijksche markt de «voorkeur gegeven, en zoo ja, welke dag wordt dan «de geschiktste geacht? 30. «Te welker plaatse in de gemeente zou de markt moeten «opgericht worden «De beantwoording dier vragen, in verband met de motieven «door de kamer van koophandel en fabrieken aangevoerd, «heeft ons termen doen vinden U te adviseeren, te besluiten «tot het instellen eener vrije veemarkt te Breda. «Onze opinie is neergelegd in de artikelen van het ontwerp- «besluit. Van de verschillende gedeelten der gemeente, waarop «wij voor marktterrein het oog vestigden, is ons de Nieuwe «Haagdijk (ééne zijde) het meest geschikt voorgekomen. Ruimte «en frissche lucht zijn aldaar in overvloedde weg is er «bestraat, wat bevorderlijk is aan de reinheid, terwijl de aan- «voer van het vee kan geschieden langs de buitenwegen, «zoodat in het centrum der gemeente geen hinder daarvan «zal worden ondervonden." Het bedoeld ontwerp-besluit ontmoette geen andere be denking, dan dat de heeren Mr. van Dam en Teychiné nu nog onbeslist wenschten te laten waar de veemarkt zal ge vestigd worden, met welke bedenking de raad zich bij stem ming vereenigde. Het besluit werd vervolgens ter goedkeuring opgezonden aan de gedeputeerde staten. Een verder verloop had deze zaak in 1897 niet, 23 October 4897. XLII. Irl uwe zitting van 23 October 1897 werd door U kennis Voorstel tot genomen van ons voorstel, tot vestiging eener vrije visch- vestigmg marjct_ weik voorstel was vervat in het volgend schrijven:

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1897 | | pagina 132