107 fing van een (zie punt XXXIII hiervoor), boden wij in uwe zitting van ^°oms/a^en November 1897, onder geleide van een uitvoerig schrijven, Het instelleneen nieuw ontwerp-besluit aan tot heffing en verordening eener com- 0p de invordering van een hoofdelijken omslag in deze bijTtand^ij gemeente; met voorstel eene vaste commissie te benoemen het opmaken uit uw midden, om burgemeester en wethouders bij te staan der kohieren }let opmaken der kohieren en bij het onderzoek der van den hoof-J J delijken om- bezwaarschriften van aangeslagenen. slag en het Het jaarlijks te heffen bedrag werd voorgedragen op ten onderzoek der h00gSte r 125 000,met eene verhooging van uiterlijk 25 bezwaar- schriften, ten honderd voor de aanslagen, die na het vaststellen van het primitief kohier in den loop van het jaar tot aanvulling noodzakelijk zouden worden. Een goed deel der zitting werd aan de behandeling van dit onderwerp besteed. Aan de beraadslagingen daarover namen deel de heeren Verschraage, Heijlaerts, IngenHousz, Rombouts, Van Dam, Nelissen, Sassen, Reigersman, Teychiné, Rees en devoor- z i 11 e r, waarna het onderwerpelijke heffingsbesluit met invor deringsverordening, alsmede de verordening, regelende den werkkring der commissie van bijstand, eenigszins gewijzigd werden vastgesteld. Weldra ontspon zich met gedeputeerde staten eene brief wisseling over den door de wet gevorderden aftrek voor noodzakelijk levensonderhoud en de bepaling in art. 4 gesteld, dat van de belasting zijn vrijgesteld degenen, wier inkomen geacht wordt minder dan 400,te bedragen. Den aftrek van f 300,zooals die was voorgedragen en reeds vele jaren alhier bestond, achtten gedeputeerde staten te gering, terwijl zij verder meenden dat naast dien aftrek de voorbe doelde bepaling niet bestaanbaar was. Ten aanzien van dit laatste punt beriepen wij ons in een aan U overgelegd antwoord op de slotbepaling van het ge wijzigd art. 243 der wet, terwijl wij U verder deden kennen, dat niet uit het oog mocht worden verloren dat Breda voor de personeele belasting in de zesde klasse is gerangschikt. Voorts deden wij U opmerken, dat, zou aan den eisch van 400,aftrek worden vastgehouden, alsdan van alle posten,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1897 | | pagina 137