108
samen circa 4000, f 400,moest worden afgetrokkendat
zij die vier honderd en één of meer gulden inkomen hadden,
op hun beurt tot een zeker cijfer zouden moeten worden
vrijgelaten, om niet te geraken tot een aanslag, die nauwe
lijks de perceptiekosten zou vergoeden, maar dat dan ook
het totaal van het belastbaar vermogen verminderde en in
evenredigheid de percentage hooger werd, zoodat de hoogere
aftrek voor noodzakelijk levensonderhoud voor een goed deel
der belastingschuldigen te meer een nadeel zoude worden,
wat nooit de bedoeling van den wetgever kon geweest zijn,
die veeleer, zoo niet bepaaldelijk, eenige tegemoetkoming
aan lederen belastingschuldige in het oog had gehad.
Besloten werd alle deze bezwaren aan heeren gedeputeerde
staten mede te deelen.
Middelerwijl de zaak den bovenomschreven weg opging,
werd door U, op ons voorstel, in uwe zitting van 18 December
1897 overgegaan tot de benoeming van de leden der hier
voor bedoelde commissie van bijstand. Als zoodanig werden
benoemd de heeren J. J. L. Teychiné, mr. A. Reigersman
en A. J. Rees.
Een verder verloop had deze zaak in 1897 niet.
4 December 1897.
XLVIII. Het onderwerp ter zijde genoemd, heeft reeds geschiedenis
Aanvragevan en wej eene van zoodanige uitgebreidheid, dat de ruimte
der groote so-van ons verslag n'et toelaat eene schets daarvan te leveren.
cieteit van Wij moeten ons ten deze bepalen tot het opsommen van
^Valkenbero-* datauitderaadsnotulen, welke de geheele gesehiedenisbevatten.
tot oprich
ting eener
buiten-socie-
teit.
28
April 1888,
biz.
62.
22
Juni 1889,
D
95.
23
Mei 1891,
86.
4
Juli 1891,
116.
14
Aug. 1891,
167.
6
Febr. 1892,
47.
27
idem 1892,
9
59.
12
Maart 1892,
107.
6
Aug. 1892,
314.
27
Aug. 1892,
342.
19
Nov. 1892,
463.
26
Nov. 1892,
499.