109 18 Febr. 1893, 62. 8 April 1893, 151. 13 Mei 1893, 202. 18 Nov. 1893, 556. De aanvrage, i. m. genoemd, was vervat in een adres, waarbij op daarin aangevoerde gronden en ten einde de vroeger zoo lange jaren bestaan hebbende buitensocieteit te kunnen doen herleven, voor den tijd van vijftig jaren in huur werd verzocht een nader aan te wijzen stuk grond in het Valkenberg te Breda, van ongeveer gelijke grootte als vroeger bij die societiet in huur was geweest, om daarop een lokaal met veranda's, bergplaatsen en eene muziektent, waarvan teekeningen werden overgelegd, te doen bouwen, met bepaling, dat de gemeente voor hare rekening neme: a. het aangewezen terrein gelijk te maken, te ontdoen van zoden, te bedekken met grind en te beplanten met eenige heesters; b. het omrasteren van het terrein op eenvoudige wijze; c. het aanleggen van de noodige gasleiding en het plaat sen der lantaarnpalen op het terrein, terwijl voorts verlangd werd de vergunning tot den verkoop van sterken drank in het klein op het voor- bedoeld terrein. Nadat bedoeld adres was voorgelezen, meende de voor zitter U in overweging te moeten geven de stukken te zenden aan burgemeester en wethouders om prae-advies, waartoe door U gereedelijk besloten werd. Spoedig daarna liep het jaar 1897 ten einde, zoodat het vervolg der zaak eerst in ons volgend verslag kan worden opgenomen. 4 December 1897. XLIX. Tot dusver genoot de directeur der gemeentereiniging Toekenning deels eene vaste, deels eene veranderlijke bezoldiging. De bezoldiging commissie van beheer, van meening dat het bedrag van de aan den wedden der ambtenaren niet mag afhankelijk zijn van om- directeur der standigheden, waarop zij bij de hoogste plichtsbetrachting reiniging. geen invloed kunnen uitoefenen, stelde U, onder overlegging eener memorie van toelichting en een staat der drie laatste exploitatiejaren, voor

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1897 | | pagina 139